Een veranderend zorglandschap vraagt om nieuwe woonvormen. Waar het woonzorgcentrum vroeger een logische (en vaak ook de enige) optie was voor ouderen met een zorgbehoefte, zien we nu steeds meer alternatieven. Het woonzorgcentrum schuift zo verder op in het traject, met nog een waaier aan woonvormen die eraan vooraf kunnen gaan. In dit artikel bekijken we welke woonvormen dat allemaal zijn.
Globaal gezien kunnen we 4 verschillende woonvormen onderscheiden: individueel wonen, wonen in groep, wonen in een woongemeenschap en woonzorgcentra.
Deze woonvorm focust op individualiteit. Ouderen blijven in hun eigen, vertrouwde omgeving wonen mits de nodige hulp van buren, vrienden, familie of zorgprofessionals.
Kangoeroewoningen passen perfect in deze visie. In zo’n kangoeroewoning kunnen ouderen nog steeds zelfstandig wonen, in een eigen huis, maar hebben ze toch de zekerheid dat er altijd hulp in de buurt is. Bovendien is deze optie ook financieel interessant.
Neemt de zorgbehoefte toe en kan de omgeving deze niet meer helemaal opvangen, dan vormen assistentiewoningen een goede tussenoplossing. Ook hier draait het nog steeds om individueel en zelfstandig wonen, maar opnieuw met de nodige zorg binnen handbereik.
De populariteit van wonen in een groep neemt toe onder ouderen. De focus ligt hier op het feit dat iedereen nog steeds zijn eigen woning, appartement of ‘woonruimte’ heeft, maar dat er ook gemeenschappelijke ruimtes (binnen of buiten) zijn waar de bewoners samenkomen.
In de praktijk zien we deze woonvorm op verschillende manieren terugkomen. Zo worden sociale woningen vaak in groep gebouwd met bv. een centrale inkom of een gedeelde open ruimte, maar zien we ook alternatieven zoals cowonen of cohousing opduiken.
Bij cowonen heeft iedereen een eigen huis of appartement, maar zijn er veel gemeenschappelijke delen (zoals een wasplaats of tuin). In tegenstelling tot sociale woningen kiezen mensen er bij cowonen echt voor om in groep te wonen.
Cohousing houdt dan weer in dat mensen samenwonen onder één dak, met een eigen badkamer, slaapkamer, woonkamer enzovoort, maar dat er ook gemeenschappelijke ruimtes zijn. Net zoals cowonen is ook cohousing een bewuste keuze van de bewoners.
Steeds meer ouderen kiezen ervoor om in een echte woongemeenschap te leven. Vergelijk het met een studentenhuis waar iedereen een eigen kamer heeft, maar voor de rest alles gemeenschappelijk is.
In deze woonvorm leven de bewoners als een grote familie samen onder één dak en nemen ze ook het huishouden samen voor hun rekening. Goede afspraken zijn in deze woonvorm uiteraard enorm belangrijk. Tegelijk kunnen de bewoners er altijd op rekenen dat er iemand voor hen klaarstaat wanneer ze hulp nodig hebben.
Het woonzorgcentrum zal als woonvorm altijd blijven bestaan. Ouderen die zwaar zorgbehoevend zijn, krijgen hier de verzorging die ze nodig hebben. Door de groeiende populariteit van de nieuwe woonvormen zal een WZC echter meer en meer als een laatste stap beschouwd worden.
We voorspellen dan ook dat de inhoud van het begrip ‘woonzorgcentrum’ sterk zal veranderen. Van een intramurale zorg zullen we steeds meer richting een zorgmodel zonder muren gaan; een zorgmodel waarin zorg niet meer alleen verleend wordt binnen de muren van het woonzorgcentrum, maar ook daarbuiten — bijvoorbeeld bij ouderen thuis.
Naast professionele zorgverleners groeit ook de nood om te steunen op informele verzorgers, zoals vrienden of buren. Alleen op die manier kunnen we de toenemende vergrijzing van onze maatschappij blijven dragen terwijl zorgprofessionals deels zelf ontzorgd worden. En zo komen we opnieuw bij het belang van de andere woonvormen.
Hier wilt ook Jane een steentje aan bijdragen. Benieuwd hoe we dat juist doen? Lees er alles over in onze blogpost “Jane opent een nieuwe wereld voor ouderenzorg”.